top of page

Financieel gedrag verklaard

Het gedrag dat we vertonen, wordt beïnvloed door heel wat factoren. Voor ons financieel gedrag geldt dat ook. Hoewel economen lange tijd geloofden dat menselijk gedrag rationeel is, verschijnt er de laatste jaren steeds meer bewijs dat ons gedrag (ook) irrationeel is. Dat gedrag kan het gevolg zijn van een bewuste, overdachte keuze maar ook van onbewuste gewoontes of automatismen. Het merendeel van ons gedrag gebeurt echter onbewust. Om gedrag langdurig te veranderen, moet gewoontegedrag worden doorbroken en moeten nieuwe, gezonde gewoontes worden gecreëerd.

Om financieel gedrag te begrijpen en te verklaren, moeten we rekening houden met meerdere kenmerken. Grofweg kunnen we die verklaren naar intrapersoonlijke kenmerken (van de persoon zelf) en interpersoonlijke kenmerken (tussen de persoon en diens omgeving). We geven hieronder een overzicht mee van verschillende componenten van ons gedrag zonder hiermee pretenderen volledig te zijn.

Intrapersoonlijke kenmerken

Intrapersoonlijk

Schaarste

Schaarste aan geld zet net als schaarste aan tijd of slaap bij ieder van ons neurologische processen in gang die leiden tot nog meer schaarste. In tijden van schaarste focust het menselijk brein zich automatisch op het ervaren gebrek. Dat leidt ertoe dat ons denkvermogen verkleint en we minder toekomstgericht denken. Op die manier zorgt schaarste ervoor dat we onverstandige beslissingen nemen waarbij we de gevolgen op lange termijn uit het oog verliezen. Dat verklaart waarom gezinnen bijvoorbeeld winkelen op krediet, niet (tijdig) naar de tandarts gaan of een grotere lening afsluiten om meerdere kleine leningen te bundelen.

 

Zelfcontrole

Schaarste vernauwt echter niet alleen onze mentale bandbreedte, maar het zorgt er ook voor dat we ons sneller ergeren en vaker onze zelfcontrole verliezen. Om zelfcontrole te kunnen uitoefenen, hebben we voldoende mentale denkruimte of voldoende energie  nodig. Elke poging om onze zelfcontrole te bewaren, vraagt energie en wanneer onze energie op is, kunnen we onszelf niet meer controleren. De dagelijkse keuzestress van een leven in armoede zorgt ervoor dat deze personen hun energiebron vaak uitputten. Dit verklaart waarom het voor hen moeilijker is om verleidingen te weerstaan.

Stress

Terwijl schaarste vooral leidt tot een verminderd denkvermogen en weinig toekomstgericht zijn, zorgt langdurige stress ervoor dat er processen in ons lichaam aan het werk worden gezet die verschillende gebieden in onze hersenen letterlijk aantasten. Daardoor wordt het niet alleen moeilijker om zelfcontrole te behouden, maar gaat ook ons geheugen haperen en kunnen gevoelens van angst en agressie worden versterkt. Zowel angst als stress leidt tot hogere niveaus van risico-aversie en zorgt voor gedrag dat leidt tot snelle en beperkte winsten. Dit komt omdat stress ons afleidt van doelgericht gedrag en vooral gewoontegedrag opwekt. Dat gewoontegedrag is vooral gericht op onmiddellijke consumptie, en minder op uitgesteld consumeren.

Gewoontegedrag is zeer efficiënt. Het zorgt ervoor dat we niet altijd overal over moeten nadenken. Daardoor houden we denkruimte over voor beslissingen of handelingen die wel onze aandacht vragen. Hoewel gewoontegedrag daarvoor zeer nuttig is, kan het ook erg beperkend zijn omdat deze gewoontegedragingen zodanig geautomatiseerd zijn dat ze slechts moeizaam en bewust veranderd kunnen worden.

Gedragscontrole

Gedrag wordt mee bepaald door de controle die iemand denkt te hebben over de gevolgen van zijn gedrag. Die controle is onderhevig aan interne en externe factoren. We kunnen het gevoel hebben dat de resultaten van ons gedrag vooral worden beïnvloed door externe factoren die we zelf niet kunnen beïnvloeden, of we kunnen geloven dat de resultaten van ons gedrag overwegend bepaald worden door interne factoren die we zelf in de hand hebben. Personen met een lager inkomen ervaren over het algemeen minder controle te hebben over de gevolgen van hun gedrag en zoeken de oorzaken daarvoor eerder extern.

Personen met een externe locus van controle hebben het gevoel dat hun uitkomsten vooral bepaald worden door externe factoren buiten hun invloed, terwijl mensen met een interne locus van controle ervaren dat hun uitkomsten vooral bepaald worden door interne factoren waar ze zelf invloed op hebben. Dat valt veelal te verklaren door hun eerdere ervaringen: ze werden al vaker teleurgesteld en zagen al vaker dat onverwachte en onvoorspelbare gebeurtenissen hun situatie bepaalden. Deze overtuiging zorgt er echter voor dat ze risicomijdend worden en minder initiatief nemen. Dit kan leiden tot een negatieve spiraal, de zogenaamde self-fulfilling prophecy: wie weinig controle ervaart op de gevolgen van zijn gedrag, gaat ervan uit dat het weinig zin heeft om zijn situatie te verbeteren. Daardoor spant hij zich relatief weinig in, en verbetert de situatie niet. Om dat te doorbreken, is het nodig een gevoel van controle op te roepen, bijvoorbeeld door via ervaringsdeskundigen aan te tonen dat verbeteringen wel kunnen, en door heel concrete doelen te omschrijven en op te delen in kleine stappen.

Self-efficacy

Self-efficacy is het zelfvertrouwen dat iemand heeft om een specifiek gedrag te kunnen vertonen. Iemand die gelooft dat hij iets niet kan, zal niet gauw geneigd zijn dat gedrag te vertonen. Om dat te doorbreken, is het noodzakelijk dat het behalen van een grotere doelstelling wordt onderverdeeld in kleine taken. Zo kan iemand succeservaringen opdoen, die vervolgens het vertrouwen in het eigen kunnen versterken.

Onze mate van self-efficacy beïnvloedt ons vervolgens op cognitief, motivationeel en gevoelsvlak. Zo zullen personen met een lagere self-efficacy minder uitdagende doelen vooropstellen en zich eerder richten op wat er mis kan gaan, zullen ze minder motivatie ervaren en minder moeite doen om het vooropgestelde doel te realiseren, en ervaren ze meer stress in moeilijke of onverwachte situaties. Het versterken van de self-efficacy is dus een belangrijk aspect in het financieel redzaam worden.

Financiële vaardigheden en kennis

Financiële vaardigheden en kennis zijn zeer belangrijk om financieel (zelf)redzaam te kunnen zijn. Het gaat daarbij vooral over het hebben van een overzicht van inkomsten en uitgaven, verantwoord omgaan met het beschikbare budget, het ordenen en afhandelen van de persoonlijke administratie en plannen op langere termijn. Ook basisvaardigheden, zoals kunnen lezen en rekenen zijn van belang. Echter, het hebben van deze vaardigheden en kennis is onvoldoende. Ze moeten ook worden toegepast in het dagelijkse leven.

Socio-demografische factoren

Daarnaast spelen ook factoren als geslacht, leeftijd, scholingsgraad, achtergrond, het al dan niet hebben van kinderen mee.

Demografische kenmerken verklaren niet direct financiële problemen. Toch spelen ze in de praktijk vaak een grote rol bij het inschatten in hoeverre een consument risico loopt op problemen.

Interpersoonlijke kenmerken

Interpersoonlijk

Financiële opvoeding

De financiële opvoeding heeft een belangrijke impact op ons latere financiële gedrag. Dit leren gebeurt doorgaans informeel, door observatie van ouderlijk gedrag en participatie aan activiteiten waarin met geld wordt omgegaan. Kinderen en jongeren leren door modelering, waarbij het voorbeeld van ouders wordt gevolgd. Daarnaast spelen er socialisatieprocessen waarbij ouders via discussie, sturing en verduidelijking, hun kinderen in een bepaalde richting leiden. Ook krijgen kinderen en jongeren thuis gewoonten aangeleerd die blijven voortduren wanneer ze het ouderlijk huis verlaten. Hoewel het loont om kinderen en jongeren thuis reeds verantwoordelijkheid te leren dragen voor bepaalde financiële beslissingen, bestaat het risico dat jongeren zich in hun poging om zich los te maken van hun ouders net tegen die financiële opvoeding zullen afzetten. Dit kunnen ouders proberen te vermijden door gesprekken te hebben met hun kinderen over het hoe en waarom van bepaalde financiële beslissingen

Normen en waarden

Onze houding tegenover geld, financieel gedrag en financiële problemen wordt gevormd en beïnvloed door onze sociale omgeving. Socialisatie is het sociaal proces waarbij normen, attitudes, waarden, motieven en gedrag worden doorgegeven, en waarbij ook de bredere maatschappelijke normen overgedragen worden. De term 'subjectieve normen' verwijst naar de inschatting van een individu over welk gedrag ‘gepast’ is en hoe belangrijk het individu de waardering vanuit de omgeving vindt.

Er zijn diverse vormen van sociale beïnvloeding. Reclame en de aanwezigheid van allerlei stimulansen om te consumeren, creëren ook een norm van wat als wenselijk of gepast gedrag gezien wordt. De wijdverspreide mogelijkheden die er tegenwoordig zijn om op afbetaling te kopen, leiden ertoe dat velen hiervan gebruikmaken. Daarnaast speelt ook normatieve beïnvloeding een rol: we willen graag aanvaard en gewaardeerd worden, daarom vertonen we bij voorkeur het gedrag dat hiervoor zal zorgen. Het gedrag van onze 'peers' (personen met wie we ons kunnen vergelijken)  heeft een invloed op wat we als wenselijk of aanvaardbaar gedrag beschouwen. Hierdoor stellen we onze eigen normen of attitudes bij. Denk hierbij aan het kopen van bepaalde merken, het dragen van bepaalde kledij, het aanschaffen van een nieuwe smartphone of tv, enzovoort. 

​​​Sociale steun

Sociale steun blijkt erg belangrijk te zijn. Nederlands onderzoek toonde aan dat personen die sociale steun ervaren vaker hun administratie op orde hebben. Ook in het kader van duurzame gedragsverandering is steun door de omgeving essentieel. Anderen kunnen bijvoorbeeld steun geven op momenten dat de gedragsverandering moeilijker vol te houden is. Wanneer het netwerk van iemand klein blijkt te zijn, kan het goed zijn hierop in te zetten door iemand toe te leiden naar een groepswerking of een vereniging.

bottom of page